Hoe bereik je de burger? Met die vraag worstelen tekstschrijvers bij gemeenten al een hele tijd. De laatste jaren lijken ze het antwoord gevonden te hebben: B1. Maar slagen deze tekstschrijvers erin om op B1-niveau te communiceren? En welke problemen komen ze onderweg tegen? Uit onderzoek blijkt dat er nog een lange weg te gaan is.
Nederlanders verschillen op talloze punten van elkaar: leeftijd, opleiding, taal, kennis en interesse, om er maar een paar te noemen. Sommigen van ons kunnen niet of nauwelijks lezen, anderen hebben een andere moedertaal dan het Nederlands. Toch wil de overheid ons allemaal bereiken, ook de 1,4 miljoen laaggeletterden. Sterker nog, de overheid heeft de plicht om dat te proberen. De Nederlandse gemeenten streven dus naar begrijpelijke teksten: teksten op B1-niveau.
B1 is één van de taalniveaus van het Europees Referentiekader (ERK) en staat voor ‘standaard eenvoudige communicatie’. Een tekst op B1-niveau moet aan een aantal tekstkenmerken voldoen. Zo moet je complexe zinnen, vaktaal, een passieve schrijfstijl en moeilijke woorden vermijden. Maar lukt het de tekstschrijvers bij gemeenten eigenlijk wel om dit te doen? Het is namelijk makkelijker gezegd dan gedaan: je moet vaak ingewikkelde onderwerpen behandelen, werken onder tijdsdruk en je moet je aan bepaalde regels houden.
We hebben negentig teksten van dertig verschillende gemeenten geanalyseerd om dit te onderzoeken. Wat blijkt? Slechts 24 procent van de teksten is op B1-niveau, terwijl 88 procent van de tekstschrijvers aangeeft te streven naar een tekst op B1-niveau. Dat de teksten niet op B1-niveau zijn, komt vooral door het gebruik van jargon of moeilijke woorden. Ook hanteren de tekstschrijvers nog te vaak ambtelijke taal. Helaas is er dus nog steeds een kloof tussen wens en werkelijkheid.
In het eerste nummer van TekstBlad van 2015 verschijnt een artikel van Manon Braat over dit onderzoek. Wilt u daar niet op wachten? Download dan hier onze whitepaper.
06 | 01 | 2015 | door: admin