Tijdens trainingen komt altijd het moment waarin ik als trainer gevraagd wordt partij te kiezen: wie heeft gelijk? Mag je gewoon in je ‘eigen’ stijl schrijven of moet je je per se aan die domme huisstijl houden? Mag je volwassen schrijven of moet je op je knieën voor Jip-en-Janneke? Moet je die prachtige juridische taal geweld aandoen omdat je lezer niet slim genoeg is? Als trainer betrek ik altijd een derde partij in deze tweestrijd: de lezer. Mijn advies: richt samen de blik op de lezer. En opgelost die polarisatie!
Eigen stijl versus huisstijl
‘Dat is nu eenmaal mijn stijl.’ Als ik dit hoor, weet ik vaak al genoeg. Dit soort schrijvers weigeren hun stijl aan te passen aan de bedrijfsstijl van de organisatie. Vaak is zo’n bedrijfsstijl vastgelegd in een schrijfwijzer. De ‘eigen-stijl-schrijvers’ hebben hier problemen mee. Zij vinden hun eigen stijl gewoon beter. Gewoon, omdat het hun eigen stijl is (mooie cirkelredenering). En bovendien denken ze dat iedereen alleen maar in één stijl kan schrijven: de eigen stijl.
Jip en Janneke en de grote mensen
Dit meningsverschil lijkt veel op het eerste. Steeds meer organisaties willen dat hun medewerkers begrijpelijk schrijven: op B1-niveau. Maar de medewerkers willen geen ‘kleutertaal’, Jip-en-Janneketaal, schrijven. Hun lezers zijn toch zeker geen kleuters? Ook hoor ik geregeld van mijn cursisten dat het gewoonweg onmogelijk is om de complexe zaken waar zij zich mee bezig houden in simpele taal te gieten. ‘Dit kún je niet simpel uitleggen.’
Communicatie tegen de rest
Ook wordt mijn hulp ingeroepen bij het klassieke meningsverschil tussen ‘communicatie’ en de ‘rest van het bedrijf’. Kort samengevat: communicatie schrijft en redigeert, maar de rest van het bedrijf heeft kennis van de inhoud. Of anders geformuleerd: communicatie heeft ‘nergens verstand van’, alleen van schrijven, en de rest heeft overal verstand van behalve van schrijven. Communicatie maakt dingen ‘te simpel’ of laat ‘belangrijke details’ weg. En de inhoudelijk professionals zeggen: ‘Dat moet er echt in en dat moet je echt zo formuleren. Dat kán gewoon niet anders.’
Juridisch of begrijpelijk?
Ook juristen zijn er nogal eens van overtuigd dat juridische teksten niet begrijpelijk gemaakt kunnen worden voor een brede doelgroep. Ze gebruiken dan het argument dat bepaalde termen gebruikt móeten worden of dat die tussenzinnen daar echt moeten blijven staan. ‘Anders staat er wat anders.’ Als we juridische teksten herschrijven in begrijpelijke taal, krijgen we dan ook vaak als reactie: ‘Leuk geprobeerd, hoor, maar dat stond er niet.’ Maar om te begrijpen wat er stond, moet je jurist zijn… en zo is de cirkel rond.
‘Wie heeft er nou gelijk?’
Mijn cursisten willen in al deze gevallen weten wie er gelijk heeft (zij natuurlijk…). En ik moet kiezen. Bij deze conflicten valt me altijd weer op dat beide partijen erg van zichzelf uitgaan. Wat zij mooi, goed of begrijpelijk vinden, is de waarheid. En wat de ander zegt klopt gewoon niet. Mijn advies (voor beide ‘kampen’) is altijd: schrijf vanuit de lezer! Het gaat niet om jouw gelijk. Stap uit die tweestrijd. Richt samen de blik op de lezer. Polarisatie opgelost!