De schrijftrainer als ‘rijdende rechter’

Als je ‘taalstrijd’ googelt, krijg je de indruk dat die zich vooral in België afspeelt tussen Vlamingen en Walen. Maar de taalstrijd wordt ook bij ons uitgevochten, op de werkvloer. Elke dag. En het gaat daarbij vaak hard tegen hard. Meestal gaat die strijd over de ‘eigen’ stijl van medewerkers tegenover de huisstijl, Jip-en-Janneke tegen de grote mensen of juridische taal versus begrijpelijke taal. De grote vraag is: ‘Wie heeft gelijk?’ Als schrijftrainer word ik er vaak als een soort Rijdende Rechter bij geroepen. In dit blog mijn uitspraak. En daar zul je het mee moeten doen.

Eigen stijl versus huisstijl

“Dat is nu eenmaal mijn stijl.” Als ik dit hoor, weet ik vaak al genoeg. Deze schrijver weigert zijn stijl aan te passen aan de bedrijfsstijl van de organisatie. Vaak is zo’n bedrijfsstijl vastgelegd in een schrijfwijzer. De ‘eigen-stijl-schrijver’ heeft hier problemen mee. Hij vindt zijn eigen stijl gewoon beter. Gewoon, omdat het zijn eigen stijl is (mooie cirkelredenering). En bovendien denkt hij dat iedereen maar in één stijl kan schrijven: zijn eigen stijl.

Jip en Janneke en de grote mensen

Dit meningsverschil lijkt veel op het eerste. Steeds meer organisaties willen dat hun medewerkers op B1-niveau schrijven en leggen dat vast in hun schrijfwijzer. Uit onderzoek zou namelijk blijken dat een tekst op B1-niveau voor 80% van de Nederlanders begrijpelijk is. Maar de medewerkers willen geen ‘kleutertaal’, Jip-en-Janneketaal, schrijven. Hun lezers zijn toch geen kleuters? “Wat vind jij daar dan van, Annelies?”

Communicatie tegen de rest

Ook wordt mijn hulp vaak ingeroepen bij het klassieke meningsverschil tussen ‘communicatie’ en de ‘rest van het bedrijf’. Kort samengevat: communicatie schrijft en redigeert, maar de rest van het bedrijf heeft kennis van de inhoud. Of anders geformuleerd: communicatie heeft nergens kennis van, alleen van schrijven, en de rest heeft overal kennis van behalve van schrijven. Communicatie voelt zich een soort missionaris die preekt voor dovemansoren: “Denk erom, het gaat om de lezer.” De rest denkt: mijn lezer snapt dit heus wel, hoor. Lees: ‘Dat jij daar nou te stom voor bent…’

Juridisch of begrijpelijk?

De taalstrijd die juristen leveren lijkt hier veel op. Ook juristen zijn overtuigd van hun eigen stijl. Ze gebruiken vaak het argument dat het niet op een andere manier kán. Als een juridische tekst herschreven is in begrijpelijke taal, hoor ik vaak: “Leuk geprobeerd, hoor, maar dat stond er niet.” Maar om te begrijpen wat er stond, moet je jurist zijn… en zo is de cirkel rond.

En wat is mijn uitspraak?

Mijn uitspraak is eigenlijk altijd het zelfde: de lezer bepaalt. Bij alle conflicten valt me op dat beide partijen erg van zichzelf uitgaan en graag gelijk willen krijgen. Wat zij mooi, goed of begrijpelijk vinden, is de waarheid. En áls de lezer er al bij gehaald wordt, is dat altijd hun eigen beeld van de lezer en dat is vaak niet realistisch. Dus mijn uitspraak is: schrijf vanuit de lezer!

En daar zul je het mee moeten doen.

Tags :

Deel dit :