“Afvalbeheerbijdrageovereenkomst”. Dat woord stond in een tekst die wij vorige week voor een klant redigeerden. Of we dit woord zo hebben laten staan? Jazeker! Want aaneenschrijven (nog zo eentje) is een kenmerk van het Nederlands: meestal moet dat gewoon. Maar wanneer schrijf je woorden wel aan elkaar, en wanneer niet? En wanneer schrijf je een koppelteken tussen de woorden? In dit blog zetten we de regels voor je op een rij.
Waarom schrijven we in het Nederlands zoveel woorden aan elkaar?
Aaneenschrijven houdt in dat twee of meer woorden samen worden gevoegd tot één lang woord. Het aaneenschrijven is typerend voor Germaanse taalfamilie, waartoe het Nederlands en het Duits behoren. Met aaneengeschreven samenstellingen kunnen we heel efficiënt en precies uitdrukken wat we bedoelen. Wist je bijvoorbeeld dat ‘oudedamesschoenen’ en ‘oude damesschoenen’ er heel verschillend uitzien? In het eerste voorbeeld verwijs je naar de schoenen van je oma. In het tweede voorbeeld beschrijf je schoenen die hoognodig aan vervanging toe zijn. Aaneenschrijven heeft dus een belangrijke functie in onze taal!
Toch zien we steeds vaker dat mensen samenstellingen los schrijven, terwijl deze eigenlijk aan elkaar horen: ‘Web winkel’, festival seizoen’, ‘meewerk stage’. Waarom dat gebeurt? Het simpele antwoord is dat we steeds beter worden in het Engels. In de Engelse taal schrijf je samenstellingen namelijk meestal los, zoals “book store” (boekenwinkel). Maar in het Nederlands schrijven we samenstellingen (meestal) gewoon aaneen!
Regel 1: Zelfstandige naamwoorden schrijf je altijd aan elkaar
De makkelijkste regel luidt: zelfstandige naamwoorden* schrijf je altijd aaneen. Bijvoorbeeld: “autoverzekering”, “tafelblad”, “leeslamp”. Deze regel geldt ook voor meer dan twee zelfstandige naamwoorden, zoals bij het woord waarmee we dit blog begonnen.
*zelfstandige naamwoorden herken je zo: je kunt er een lidwoord (de/het/een) voor zetten. De stoel, het kastje, een meisje.
Regel 2: Ervan, hierover, waaruit of daaronder? Altijd aan elkaar!
Twijfel je of je ‘er vanuit gaan’, ‘er vanuitgaan’ or ‘ervan uitgaan’ schrijft? Samenstellingen met ‘er’, ‘hier’, ‘daar’ en ‘waar’, gevolgd door een voorzetsel**, schrijven we altijd aaneen als ze direct op elkaar volgen (erop, daarheen, waarover). Dat geldt ook dit soort samenstellingen die uit meer dan twee delen bestaan (hieronderdoor, eromheen). Bestaat het eerste deel van het voornamelijk bijwoord uit ‘ergens’, ‘nergens’ of ‘overal’? Dan schrijf je de woorden los (ergens over, nergens mee, overal bij).
Een aantal combinaties kunnen zowel los als aan elkaar. Het verschil zit dan in betekenis, en heeft te maken met het werkwoord dat na het voornamelijk bijwoord volgt.
- De jarige stond op de stoel en is daarvanaf gevallen (het werkwoord is ‘vallen’).
- Zij is begonnen met roeien, en is daarvan afgevallen (het werkwoord is ‘afvallen’).
**Een voorzetsel is een woord dat de relatie aangeeft tussen verschillende delen van een zin. Het geeft vaak aan waar iets zich bevindt, wanneer iets gebeurt, of hoe iets gerelateerd is aan iets anders.
Regel 3: Gebruik een koppelteken bij ‘klinkerbotsingen’
Een koppelteken gebruik je wanneer een ‘klinkerbotsing’ (twee klinkers die samen een nieuwe klank kunnen vormen) optreedt in een samenstelling. Bijvoorbeeld: “auto-ongeluk” in plaats van “autoongeluk”. Door het koppelteken is het woord leesbaarder. Goed om te weten: volgens het Groene Boekje mag je een koppelteken altijd gebruiken om de leesbaarheid van een samenstelling te verbeteren.
Regel 4: Gebruik spaties correct
Schrijf je per ongeluk toch een spatie, terwijl een samenstelling eigenlijk aan elkaar hoort. Meestal levert dit niet gelijk begripsproblemen op, maar het kan wel zijn dat deze spatie de betekenis van de woorden verandert. Kijk maar eens naar dit woord: naaktmodeltekenen/ naakt modeltekenen. Voor je het weet sta je per ongeluk zelf in je blootje een model te tekenen.
Ook bij veelvoorkomende woorden vergissen we ons snel: schrijf je bijvoorbeeld ‘hoe ver’ of ‘hoever’? Heb je het over een afstand, dan schrijf je deze woorden los. Gebruik je ‘hoever’ om iets figuurlijk uit te drukken, dan schrijf je het aaneen (‘Hoever zijn jullie met de verbouwing van het huis?’). En is het ‘alles behalve’ of ‘allesbehalve’? Schrijf je deze woorden los, dan bedoel je het geheel, min een klein deel daarvan. ‘Ik vond alles leuk aan deze vakantie, behalve de dansles.’ Schrijf je de woorden aaneen? Dan zeg je: ‘lang niet’ of ‘allerminst’: ‘Deze film viel mij wat tegen, het was allesbehalve grappig.’ Bij dit soort lastige woordcombinaties zorgt de spatie voor een andere betekenis.
Gelukkig kun je bij twijfel altijd googelen of je jouw samenstelling aaneenschrijft!