“Taalstrijd gaat niet alleen om spelling, dat is slechts het uiterlijk van de taal. Welke keuzes maak je in je verhaal? Hoe overtuig ik mijn publiek? Daar gaat het om,” zegt Jan Renkema, emeritus hoogleraar Tekstkwaliteit en schrijver van de Schrijfwijzer. Op congres de Taalstrijd zal Renkema een lezing houden met de titel Van wie is de taal? In dit interview vertelt Renkema over zijn eigen taalstrijd, de rol van jongeren, en licht een tipje van de sluier op van zijn lezing.
Ik ben zelf niet zo strijdlustig, maar als ik iets moest kiezen, dan is mijn belangrijkste ‘gevecht’ altijd de focus van de maatschappij op spelling geweest, terwijl het eigenlijk meer gaat om de zeggingskracht van de taal. Bij gebrek aan betere handvaten beginnen mensen vaak over de uiterlijkheden van de taal. Met spelling en grammatica heb je de kern van de taal niet te pakken, maar slechts een klein onderdeel. Alsof je het spel van een viool in een groot muziekstuk beoordeelt, in plaats van het stuk als geheel.
Mensen zeggen vaak dat een woord pas bestaat als het in het woordenboek staat. Maar dat is hetzelfde als zeggen dat je iets pas mag eten als het in het kookboek staat. Je mag ook best zelf gerechten verzinnen. Ik vind het veel belangrijker dat het woord begrijpelijk is voor je publiek.
Jongeren zijn zelfs noodzakelijk voor de vernieuwing van de taal. In elke generatie is er die behoefte aan vernieuwing. Kijk maar naar emoticons bijvoorbeeld. Dat is juist een aanwinst geweest voor taal. Of als mensen andere betekenissen toevoegen aan woorden. Er is wel een voorwaarde aan verbonden: het moet duidelijk zijn voor de rest van de taalgebruikers. De jeugd houdt de taal levend.
Ik wilde graag een aantal teksten doornemen die het publiek dan verbetert. Dan kijken we of we het verschil kunnen aangeven tussen de oppervlakkige verbeteringen, zoals spellingsfouten, en de diepgaande verbeteringen, zoals de keuze van de inhoud.
Stel, ik moet jou overtuigen om naar Frankrijk op vakantie te gaan. Dan kan ik wel honderd elementen noemen waarom ik Frankrijk zo leuk vind. Maar ik moet juist díe elementen nemen waarvan ik denk dat die jou overtuigen. Je moet niet opschrijven wat je weet, maar je moet weten wat je opschrijft voor een bepaald publiek. Daar wil ik graag de nadruk op leggen en meer aandacht voor vragen.
De taal is iets van jou, en het is tegelijkertijd iets van mij. De taal is eigenlijk van het imago dat ik wil uitstralen. Je moet je bewust zijn van het imago dat je hebt of wilt hebben voor een publiek. Imago bestaat ook niet voor jezelf; je kunt je eigen imago vaak niet eens goed beoordelen. Je imago wordt bepaald door de ogen van een ander, en daar moet je je wel bewust van zijn. Dat imago dicteert eigenlijk voor het grootste gedeelte je taalgebruik.
Ariënne de Vreugd
14 | 07 | 2015 | door: Willem Hendrikx