De taalvraag van de week: ‘hij wil’ of ‘hij wilt’?

Tijdens onze trainingen is er altijd ruimte voor cursisten om hun taalvragen te stellen. Vaak gaan deze vragen over taalregels die verwarring veroorzaken, zoals het gebruik van hun/hen, die/dat of te veel/teveel. In dit rijtje past ook de vraag van afgelopen week: is het nou ‘Hij wil een training volgen’, of ‘Hij wilt een training volgen’? Benieuwd naar het antwoord? Je leest het in dit blog.

Het Groene boekje weet raad

Volgens het Groene boekje is slechts één antwoord goed: Hij wil een training volgen. Zonder ’t’, dus. Het werkwoord willen is daarmee een uitzondering op de welbekende stam + t-regel. We zien wel dat de acceptatie voor ‘hij wilt’ groeit, vooral onder jongeren. Maar ‘hij wilt een training volgen’ is echt een officiële grammaticale fout. 

Waarom is ‘willen’ een uitzondering?

Het werkwoord willen is een uitzondering op de stam + t-regel die geldt voor bijna alle andere werkwoorden. Dit heeft alles te maken met geschiedenis van het woord. Willen was vroeger een zogenaamde aanvoegende wijs, oftewel een conjunctief. Een conjunctief is een werkwoordsvorm waarmee we bijvoorbeeld beleefdheid, een aansporing of een wens kunnen uitdrukken. ‘Hij wil’ is een conjunctief, omdat deze vorm ontstaan is om beleefdheid uit te drukken. Vroeger schreven we de beleefdheidsvorm van willen als: ‘hij wille’. De extra -e schrijven we al lang niet meer, maar er is nooit een -t voor in de plaats gekomen. Daarom is ‘hij wil’ de enige correcte spelling. 

De conjunctief is bijna verdwenen uit de Nederlandse taal, maar bestaat nog in vaste vormen. Een paar van deze vaste vormen kennen we allemaal: ‘Leve de Koning’, ‘het zij zo’ en ‘koste wat het kost’. Het werkwoord willen hoort dus thuis in dit rijtje vaste vormen: hij wil dus.

Is ‘je/jij wilt’ dan ook fout?

Nu vraag je je misschien af: als ‘hij wilt’ fout is, is ‘jij wilt’ dan ook fout? Nee, ‘jij wilt’ is wel correct. Zowel de vorm jij wilt als jij wil (zonder -t) is correct. De regel waarin de -t verdwijnt bij willen, geldt alleen voor de derde persoon (hij of zij). Dus: ‘Jij wilt een training volgen’ en ‘Jij wil een training volgen’ zijn allebei correct. De spelling zonder -t gebruiken we vaker in informele contexten. 

Voor meer werkwoorden geldt dat deze in de jij-vorm zowel met als zonder -t geschreven mogen worden. Voorbeelden hiervan zijn zullen en kunnen:

  • Jij zal een training volgen – jij zult een training volgen. 
  • Jij kan een training volgen – jij kunt een training volgen.

Beide vormen zijn correct, maar de eerste vorm klinkt informeler dan de tweede. 

Meer weten? Schrijf je in voor onze training Spelling en Taalvaardigheid als je meer wilt leren over spelling en taal.

Tags :

Deel dit :