Wat tekstschrijvers kunnen leren van Jip-en-Janneketaal

‘Wat maakt een tekst begrijpelijk?’
‘Jip-en-Janneketaal, toch?’ 

Elke training is er minimaal 1 cursist die dit antwoord geeft. En dat is niet vreemd! Als tekstschrijvers kunnen we veel lessen trekken uit de fenomenale werken van Annie M.G. Schmidt, de bedenker van Jip en Janneke. Daarom delen we vandaag, op haar geboortedag, de belangrijkste lessen van Schmidt voor tekstschrijvers.

Les 1: Weet voor wie je schrijft

Als geen ander weet Annie M.G. Schmidt voor welke doelgroep haar verhalen bedoeld zijn. Dit zijn namelijk kleuters, maar ook hun ouders. Ze slaagt erin om beide doelgroepen te boeien met haar verhalen. Hoe ze dat doet? Door over herkenbare onderwerpen te schrijven, humor te gebruiken en haar taalgebruik aan te passen aan haar lezers. De belangrijkste les is daarom: ken je doelgroep(en) en schrijf je tekst ook echt aan hen!

In dit blog lees je meer over hoe je schrijft voor jouw doelgroep.

Les 2: Begrijpelijke woorden

Schmidts verhalen zijn bedoeld voor de jonge lezer. De woorden die zij gebruikt, zijn hier dan ook op aangepast. Ze gebruikt alleen woorden die de lezer begrijpt. Of ze gebruikt moeilijkere woorden in een context waarin de lezer de betekenis ervan leert. Hier kunnen wij wat van leren! Als schrijvers zijn we vaak geneigd om uit te gaan van een (te) hoog kennisniveau van de lezer. Daarbij vergeten we soms dat wijzelf expert zijn in het onderwerp waarover we schrijven, terwijl de gemiddelde lezer er toch echt minder vanaf weet. Wees je hiervan bewust en kies bij twijfel het makkelijkste of meest bekende woord.

Betekent dit dat je moeilijke woorden helemaal niet mag gebruiken? Nee. Maar als je een moeilijk woord gebruikt, leg dan wel uit wat dat betekent.

Lees hier welke ‘jeukwoorden’ je beter kunt vermijden in zakelijke teksten.

Les 3: Korte zinnen

Ik denk dat deze stijlkeuze de eerste is waar mensen aan denken bij Jip-en-Janneketeksten: korte zinnen. Door korte zinnen zijn de teksten makkelijk en snel te lezen. Ook voorkomen korte zinnen dat de lezer verdwaalt in ingewikkelde zinsconstructies. Een les van Schmidt is daarom: zet eens wat vaker een punt.

Les 4: Actieve zinnen

Wat maakt de Jip-en-Jannekeverhalen zo boeiend en meeslepend? Een actieve schrijfstijl! Daar kunnen veel tekstschrijvers wat van leren, want passief schrijven is voor velen een valkuil. Passief schrijven is niet fout, maar passieve zinnen maken een tekst vaak wel minder duidelijk, minder concreet en minder boeiend. Kortom: passieven verhogen het risico op vaagheid in een tekst. Schrijf dus als Schmidt, en schrijf actief! Hoe je dat doet? Schrijf een ‘wie doet wat?’- zin, zoals Jip schopt de bal. Dit soort zinnen heeft altijd de OPA-structuur: onderwerp-persoonsvorm-alle andere zinsdelen.

Les 5: Structuurwoorden

Eén van de belangrijkste leesbaarheidskenmerken van Jip-en-Janneke-teksten, is dat een lezer nooit hoeft na te denken over de verhaallijn. Dit doet Schmidt door de structuur van de verhalen duidelijk te maken door het verband tussen zinnen te benoemen. Via structuurwoorden. Zo verbindt Schmidt zinnen aan elkaar met woorden zoals “en”, “maar”, “want”, “dus” en “daarom”. Ook helpt ze de lezertjes met opsommingswoorden, zoals “eerst”, “ten tweede”, “vervolgens” en “tot slot”. En met woorden zoals “toen”, “later”, “nu” en “straks” helpt Schmidt de lezertjes om te begrijpen wanneer bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden en hoe ze zich tot elkaar verhouden.

Afbeelding: Schmidt helpt haar lezers met structuurwoorden.

Les 6: Vraag-antwoordstijl

Als bonus is er nog een zesde les die we uit Jip-en-Jannekeverhalen kunnen leren. Schmidt maakt in haar schrijfstijl vaak gebruik van vraag-antwoordzinnen. In veel zakelijke teksten is deze stijl niet één-op-één over te nemen, maar we zien wel de toegevoegde waarde van deze stijl. Wij adviseren onze cursisten bijvoorbeeld om mee te denken met de vragen die een lezer heeft. En die vervolgens te beantwoorden, zodat een lezer niet met vragen achterblijft. Een manier om dat te doen, is door de vragen te stellen in tussenkopjes. Dit zie je bijvoorbeeld bij bewonersbrieven van gemeenten. In de alinea onder die kopjes staat het antwoord op de vraag. Zo speel je als tekstschrijver in op de verwachtingen van de lezer en breng je een heldere structuur aan in je tekst.

De baksteen en de gatenkaas: lees hier hoe je wél een tekst schrijft met een goede opbouw.

Jip-en-Janneketaal, hetzelfde als B1?

Duidelijke taal, B1-taalniveau en Jip- en Janneketaal zijn in de volksmond synoniemen van elkaar. En dat is niet gek, want de termen hebben veel overeenkomsten. Toch nemen veel tekstschrijvers en trainingsbureaus liever afstand van de term ‘Jip-en-Janneketaal’. Deze term maakt een tekst te kinderlijk, denken zij. Terwijl hun teksten niet voor kinderen bedoeld zijn.

Maar er is natuurlijk een belangrijk verschil tussen B1 en Jip-en-Janneketaal: de doelgroep. Jip en Janneke ís voor kinderen bedoeld, waar we met B1-taal duidelijke teksten willen schrijven voor iedereen. En dan houd je ook rekening met het kennisniveau van volwassenen. Met B1-taal vermijd je complexe zinsstructuren en vakjargon, maar behoud je wel de volledigheid en nauwkeurigheid van de boodschap. En dat is iets anders dan kinderlijk.

Of je de termen B1 en Jip-en-Janneketaal dus in één adem wilt noem, of liever niet… ik denk dat iedereen die weleens een tekst schrijft veel kan leren van Annie M.G. Schmidt. Het is werkelijk een kunst om te schrijven zoals Schmidt dat deed. En als iemand mijn teksten als Jip-en-Janneketaal bestempelt, is dat het grootste compliment dat ik me kan bedenken!

Julia Folkertsma

Tags :

Deel dit :